Met behulp van het beeld dat je als professional (coach, gedragswetenschapper of mentor/docent) uit de methode van de spirituele lezing (Speelman, W. M., 2017) over de ontwikkeling van een adolescent krijgt, kan je die feedback geven en gericht verder begeleiden om bijvoorbeeld te werken aan sociaal-emotionele competenties. In het onderstaande artikel uit 2017 wordt deze methode uitgelegd en het nut van het toepassen ervan binnen het onderwijs geïllustreerd aan de hand van een voorbeeld.
Het onderstaande artikel uit 2017 is geschreven door Gerald de Groot en beoordeeld door prof. dr. Willem Marie Speelman (ULO Tilburg University, Nederland).
1. De ontwikkeling in gang zetten
Onderzoek onder middelbare scholieren laat telkens weer zien dat ze niet alleen zoeken naar vrijheid en onafhankelijkheid, maar ook heel erg bezig zijn met het vinden of creëren van hun eigen identiteit en dat ze zich daarbij spiegelen aan leeftijdsgenoten (Dijk-Groeneboer, M. van, 2010, p. 210). Leerlingen begeleiden bij het ontwikkelen van hun identiteit is daardoor zo gek nog niet. Een manier waarop volgens Gerard B. (zoals vermeld in Aalsum, L. van, 2011, p. 142) je bij adolescenten “een stevige ontwikkeling in gang zet” is door het scheppen van kaders, het geven van opdrachten en door ze te inspireren. Een manier om die ontwikkeling in gang te zetten, is door het stellen van een vraag waardoor een adolescent bij het geven van antwoord bewuster gaat nadenken waarom die dat vindt. Door het geven van antwoord wordt niet alleen een adolescent bewuster waar die in zijn ontwikkeling staat, ook de professional (coach, gedragswetenschapper, mentor/docent) kan dat uit het antwoord halen.
Een specifieke methode die een professional kan gebruiken, is door een spirituele lezing van het verhaal die de adolescent geeft op een vraag. Uit een spirituele lezing van het verhaal kun je opmaken wat er gebeurt en waarden, objecten en destinatoren halen (Speelman, W. M., 2017). Bovendien kan uit het verhaal het programma, de motivatie, competentie, de handeling en het oordeel worden gehaald, die een beeld geven over de ontwikkeling van een adolescent. Een professional ziet dan of iets komt door bijvoorbeeld intrinsieke of extrinsieke motivatie en wat hun oordeel is (hebben ze wat de professional in de vraag heeft gesteld bereikt). Met behulp van het beeld dat de professional uit die spirituele lezing over de ontwikkeling van de adolescent krijgt, kan hij die feedback geven en de adolescent gericht verder begeleiden.
Aan de hand van de vraag waarin een adolescent “iets van het goede van het leven” herkent, zal ik verduidelijken hoe uit een spirituele lezing die waarden, objecten en destinatoren gehaald kunnen worden en wat met het programma, de motivatie, competentie, de handeling en het oordeel wordt bedoeld.
2. Het goede van het leven
In 2017 werd een adolescent door mij geïnterviewd, waarin hem de volgende hoofdvraag werd gesteld:“Waarin herken jij iets van het goede van het leven?” Van het antwoord dat die op die hoofdvraag gaf, werd vervolgens het volgende verslag gemaakt.
De jongen vertelde dat hij elf jaar is en in de brugklas HAVO-VWO zit op een middelbare school in Tilburg. Hij vertelde mij dat het T-feest voor hem “het goede van het leven” laat zien. Het T-feest is een feest waar hij onlangs met school is geweest en het werd in “013” in Tilburg gehouden. In het feest herkent hij iets van “het goede van het leven”, omdat hij het feest “heel gaaf” vond. Hij vond het feest zo, omdat daar dj’s en rappers waren, die heel gaaf zijn en goede muziek maken. Het feest geeft voor hem het gevoel dat het leven goed is. Je hebt dan volgens hem “de dag van je leven”. Hij voegde eraan toe dat dat niet alleen door de dj’s en rappers komt, maar ook omdat zijn vrienden erbij waren, want “het is nog gaver als je met vrienden bent”. Het met vrienden kletsen en dansen op het feest geeft een “kik” van “fantastische wereld”, terwijl alleen naar het feest eenzaam is. Het T-feest geeft voor hem dat gevoel, omdat het “het gaafste feest ooit” is.
Toen ik hem vroeg of hij eerder in zijn leven iets had meegemaakt waardoor het T-feest hem dat gevoel geeft, zei hij dat het feest hem doet denken aan de feestweek op de basisschool het afgelopen jaar. Hij vertelde dat de feestweek een hele week aan feestactiviteiten was. Toen had hij ook dat gevoel. In die feestweek ging hij met school naar de bioscoop, de Efteling en een brandweerkazerne. Het was echter niet alleen de bioscoop, de Efteling en de brandweerkazerne, waardoor hij dat gevoel had, maar omdat dat toen ook samen met vrienden feesten was. Hij weet niet of hij voor die feestweek nog eerder iets heeft meegemaakt en hij besluit het interview met dat hij denkt dat hij toen voor het eerst dat gevoel had.
3. De spirituele lezing
Bij de spirituele lezing van het antwoord dat de jongen gaf, willen we dus waarden, objecten en destinatoren halen. Voor de systematische analyse wordt daarbij gebruik gemaakt van de volgende formule:
SH => (S ∨ O) => (S ∧ O)
SH staat in deze formule voor het handelend (H) subject (S) in het verhaal. Het handelend subject in het verhaal hoeft niet uitsluitend de verteller te zijn. S in de formule kan zowel de verteller zelf zijn als om een ander persoon gaan of zelfs gaan om een ander wezen zoals God. In de formule staat O staat voor objecten zoals teksten, feesten en beelden waaraan een waarde wordt toegekend. (S ∨ O) staat voor subject(en) en object(en) die volgens het verhaal met elkaar moeten worden verbonden om wat in de hoofdvraag wordt gesteld te bereiken. Tot slot staat (S ∧ O) voor subject(en) en object(en) die volgens het verhaal met elkaar zijn verbonden, waarmee wat in de hoofdvraag wordt gesteld ook werkelijk is bereikt.
In het interviewverslag noemt de jongen geen externe persoon of wezen die zichzelf aan de jongen geeft om te zorgen voor “het goede van het leven”. De jongen geeft aan dat als hij zich verbindt met zowel feesten als vrienden, dat hij dan “het goede van het leven” ziet. Degene die de handeling verricht (SH) in het verhaal is daarom de jongen zelf.
Hieruit blijkt ook dat er volgens de jongen drie componenten nodig zijn die met elkaar moeten worden verbonden om “het goede van het leven” mogelijk te maken. Dit zijn hijzelf (S1), feest (O) en zijn vrienden (S2). Als die drie componenten door de jongen (SH) met succes met elkaar worden verbonden dan is er bij hem sprake van “het goede van het leven”. In een meer gedetailleerdere formule kan dat als volgt worden uitgewerkt:
SH => (S1 ∨ O ∨ S2) => (S1 ∧ O ∧ S2)
Als de formule in context met het verhaal van de jongen wordt bekeken, wordt het programma duidelijk waar het bij de hem om gaat om een “kik” van “fantastische wereld” te krijgen. Het gaat bij hem om het zich verbinden met vrienden in een feest om een topervaring te krijgen.
Als ik nu kijk naar de motiverende factor in het verhaal waardoor het voor de jongen mogelijk is geworden om “de dag van je leven” te krijgen, dan ziet het in het verhaal ernaar uit dat het telkens niet hijzelf is die beslist om naar een feest te gaan en om dan afspraken met vrienden te maken. Uit het verhaal lijkt dat er sprake is van een externe motivator. Zowel voor het T-feest in 013 als voor de feestweek op de basisschool lijkt het om een schoolactiviteit te gaan. Het is om die reden waarschijnlijk dat de jongen niet zelf kan beslissen, maar dat het deelnemen aan de feesten een verplichting van school is. Dat de jongen niet zelf erover kan beslissen, betekent niet dat er in het verhaal geen sprake is van intrinsieke motivators. Als de verplichte deelname aan de feesten de jongen zeer tegenstaat, zou hij zichzelf van deelname kunnen uitsluiten door bijvoorbeeld “ziek” te zijn. Dat is hier niet het geval. Je kan daarom zeggen dat zijn eigen wil om naar de feesten te gaan ook een motivatie is. Naast deze motivators om naar het feest te gaan, is er in zijn verhaal mogelijk ook een motivator om zich op feesten met zijn vrienden te verbinden. Hij geeft aan dat “alleen naar het feest eenzaam is”. Je zou daaruit kunnen halen dat angst voor eenzaamheid een motivatie is om zich met vrienden te verbinden.
Wil “het goede van het leven” daadwerkelijk mogelijk zijn dan zijn niet alleen de drie componenten nodig en de motivaties. Willen de drie componenten met succes met elkaar worden verbonden dan is het nodig dat voor elke component sprake is van competentie. Dat wil zeggen dat als een feest bijvoorbeeld slecht is georganiseerd of als zijn vrienden door bijvoorbeeld ziekte niet op een feest aanwezig kunnen zijn, dan is de “kik” niet mogelijk. Uit het verhaal blijkt er sprake van meerdere competenties. De jongen en zijn vrienden beschikken over de sociale competentie om met elkaar te “kletsen en dansen op het feest”. Dat de jongen op de feesten is geweest, geeft bovendien aan dat hij de competentie heeft om gehoor te geven aan schoolverplichtingen. De feesten in het verhaal hebben plaatsgevonden. Zowel de middelbare school waar hij op zit als de basisschool waar hij op gezeten heeft, zijn dus competent om met succes het T-feest of de feestweek te organiseren. Dat een feest met succes wordt georganiseerd betekent niet dat het feest een succes is. De jongen geeft aan dat op 013 “dj’s en rappers waren die heel gaaf zijn en goede muziek maken”, waaruit blijkt dat de artiesten competent waren. Als het gaat om de feestweek geeft de jongen aan dat het “niet alleen de bioscoop, de Efteling en de brandweerkazerne” was waardoor hij dat gevoel had. De bioscoop, de Efteling en de brandweerkazerne waren blijkbaar competent om de jongen een “experience” te geven die bijdraagt aan “het goede van het leven”.
Uit het verhaal blijkt dat de voor de jongen drie benodigde componenten om “het goede van het leven” te ervaren twee keer met succes door hem zijn verbonden, omdat de juiste motivators en competenties daarvoor aanwezig waren. Daaruit kan het oordeel worden geveld dat het hem gelukt is met zijn programma het gevoel van “fantastische wereld” te krijgen, waarin hij “het goede van het leven” herkent.
Met het resultaat van deze spirituele lezing is het mogelijk om als professional de jongen bij zijn begeleiding in zijn ontwikkeling bijvoorbeeld feedback te geven over dat een goed georganiseerd feest niet genoeg is, maar ook dat de aanwezigheid van vrienden belangrijk is als hij vaker “het goede van het leven” wil ervaren. Je kunt hem ook feedback geven over welke competenties en motivaties hij beschikt, maar ook aan welke motivaties hij kan werken. De jongen heeft “het goede van het leven” tot nu toe alleen ervaren, vanwege de verplichting van school. De jongen zou dus kunnen werken aan zijn eigen motivatie om los van school met vrienden afspraken te maken om naar een goed georganiseerde feest te gaan.
Bibliografie
Aalsum, L. van (2011). Spiritualiteit in het onderwijs: Een handreiking. Delft: Eburon.
Dijk-Groeneboer, M. van (2010). Handboek jongeren en religie: Katholieke, protestantse en islamitische jongeren in Nederland. Almere: Parthenon.
Speelman, W. M. (2017). College jongerencultuur en spiritualiteit. Utrecht: Tilburg University.