“Mijnheer, waarom zou ik iets moeten weten over wiskunde?” Juffrouw, ik geloof niet en zie ook niet in waarom het nodig is om te leren over verschillende geloven.” Is het nuttig een leraar te vragen om vanwege die reden een les te besteden aan het nut van het vak dat die geeft om daarmee die leerlingen te overtuigen? In de onderstaande blog geef ik mijn mening en antwoord op die vraag.
Een vak heeft vrijwel nooit één bepaald nut. Een les geven over het nut van een vak zou dan bijvoorbeeld een les worden waar een opsomming wordt geven van zo veel mogelijke nuttige redenen, al dan niet ondersteunt door leerlingen zelf te vragen om aan die opsomming bij te dragen. Omdat wat nuttige redenen van een vak leerlingspecifiek kunnen zijn, hoeven al de redenen die genoemd zijn niet de redenen zijn die alle leerlingen overtuigen van het nut van een vak. Beperk je in je les tot het benoemen van slechts enkele redenen om van daaruit een discussie te starten waar je leerlingen om hun mening vraagt daarover, dan zou uit de meningen die ze geven zeer mogelijk blijken dat die enkele redenen bij meer leerlingen niet aansluiten bij zijn of haar persoonlijke situatie. Een leraar mag in beide gevallen blij zijn als die met deze les ”tenminste” een aantal leerlingen inzicht heeft gegeven over het nut van het vak, terwijl andere leerlingen zullen aangeven dat ze nog steeds niet de zin inzien van een vak of van bepaalde vakinhouden.
Ik benoem het leerlingspecifieke nut van een schoolvak in de context van het al dan niet aansluiten bij de persoonlijke situatie van een leerling. Dit heeft te maken met of er binnen het volledige curriculum vakinhouden worden behandeld die voor een leerling als nuttig worden gezien. Zou bijvoorbeeld het nut van het vak levensbeschouwing worden gereduceerd tot het verbeteren van sociale relaties, tot meer weerbaarheid tegen nepnieuws, tot morele vorming of tot medicijn tegen intolerantie, dan zouden leerlingen nog kunnen zeggen dat die redenen over het nut ervan hen niet boeit. Het boeit niet, omdat het nut van die redenen niet past bij wat die leerling (vanuit zijn of haar levensbeschouwing) zin geeft en in zou willen groeien.
Een schoolvak heeft volgens mij nut als of zodra het past bij de persoonlijke behoefte van die leerling. Wat bedoel ik daarmee. Komen we terug bij het voorbeeld van het vak levensbeschouwing. Het zou kunnen zijn dat een leerling in zijn of haar levensfase problemen heeft in het aangaan, behouden of verbeteren van liefdesrelaties. Een mogelijke reden daarvoor is omdat de liefdestaal van die leerling niet aansluit bij de behoeften van de ander. Een mogelijke reden daarvoor kan gebrek aan kennis over het christendom zijn. Binnen het christelijke perspectief bestaat liefdestaal uit aanraking, hulpvaardigheid, woorden, tijd-aandacht en cadeautjes (Gary Chapman). Door dat gebrek aan kennis kan een leerling besluiten dat het geen zin heeft om relaties aan te gaan met christenen, omdat die voor hem in relationeel opzicht vreemd zijn. Meer kennis over levensbeschouwingen geeft leerlingen verschillende perspectieven over hoe daarin over liefdesrelaties wordt gedacht en wat passende liefdestaal is. Kennis over levensbeschouwingen kan de sociaal-emotionele vaardigheden voor liefdesrelaties verbeteren. Voor deze leerling zou het benoemen van dat nut van het vak levensbeschouwing interesse kunnen opwekken om meer te weten over de verschillende levensbeschouwingen, omdat hij of zij daarmee iets aan het vak heeft. Dan pas ziet de leerling een specifieke zin van het vak en de vakinhouden in voor zijn situatie. Heb je die leerling daarmee echter belangstelling gegeven over het nut van het vak en de vakinhouden in het algemeen?
Een les over het nut van een schoolvak zou als de genoemde redenen niet aansluiten bij alle persoonlijke behoeften ook niet alle leerlingen overtuigen over het nut van het vak. Het nut van een schoolvak zou om voorgaande reden niet tot een les beperkt kunnen worden als je daarmee tot doel hebt om alle leerlingen te overtuigen. Niet alle leerlingen vinden immers aansluiting bij de redenen die door leraar of medeleerlingen genoemd zijn. Uiteindelijk is het het volledige curriculum van een schoolvak dat leerlingen inzicht geeft wat het mogelijke nut van het vak is binnen hun leven. Leerlingen krijgen gaandeweg antwoord op hun vraag wat het nut is van een schoolvak. Dit korte antwoord is voor mij een eerlijker antwoord naar leerlingen toe, in plaats van een in mijn ogen onbevredigde en ontoereikende les om leerlingen te overtuigen.
Het is dus in die weg naar een voor de leerling persoonlijk antwoord op de vraag wat het nut van vak of vakinhouden zijn aan de leraar de taak om ze op een positieve manier door de lessen te loodsen tot die onderwerpen aan bod komen waardoor ze het nut van het vak inzien voor hun persoonlijke ontwikkeling. En dan nog zullen er aan het eind van het schoolleven leerlingen overblijven die het nut van bepaalde schoolvakken niet inzien, omdat ze inhoudelijk niet aansloten bij hun persoonlijke behoeften.