In het onderstaande artikel uit 2018 leg ik aan de hand van het voorbeeld over de geschiktheid van beelden van seksuele gedragingen voor kinderen uitgebreid uit hoe verschillende oordelen daarover kunnen bestaan en wat dat zou betekenen voor de classificatie van de Kijkwijzer en de verantwoordelijkheid die opvoeders hebben voor waar hun kinderen naar kijken.
Dit artikel is in 2018 geschreven door Gerald de Groot onder begeleiding van Prof. DDr. Mariéle Wulf (toenmalige docent aan Tilburg University, Nederland; huidige directeur van Centre for Safeguarding of Minors and Vulnerable Persons en professor aan Saint Paul University, Ottawa, Ontario Canada).
1. Kijkwijzer over beelden van seksuele gedragingen
De Kijkwijzer is een in Nederland gehanteerd beoordelingsadvies van het Nederlands Instituut voor de Classificatie van Audiovisuele Media (Nicam). De Kijkwijzer geeft aan of audiovisuele producten, zoals films en televisieprogramma’s, voor jeugdigen geschikt zijn. De visie van Nicam (“Organisatie”, 2018) is om audiovisuele media te voorzien van “inhoudsinformatie”, zodat jeugdigen niet met schadelijke beelden in aanraking komen. Nicam is een zelfregulerende instelling van de Nederlandse audiovisuele sector die onder toezicht staat van de overheid (“Organisatie”, 2018). Het aansluiten bij Nicam en het toepassen van de Kijkwijzer is, alhoewel het door de audiovisuele sector breed wordt gedragen, alleen via artikel 4 van de Mediawet verplicht voor alle omroepen (“Wetgeving”, 2018). Het niet houden aan de Kijkwijzer bij openbare vertoning of verkoop heeft voor iedereen een wettelijk gevolg via artikel 240a van het Wetboek van Strafrecht (“Wetgeving”, 2018). Dit artikel geeft daarover het volgende aan:”… wordt gestraft hij die een afbeelding, een voorwerp of een gegevensdrager, bevattende een afbeelding waarvan de vertoning schadelijk is te achten voor personen beneden de leeftijd van zestien jaar, verstrekt, aanbiedt of vertoont aan een minderjarige van wie hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden, dat deze jonger is dan zestien jaar”(Wetboek van Strafrecht: Geldend van 01-03-2017 t/m 31-08-2017”, 2018).
Artikel 240a van het Wetboek van Strafrecht geeft aan dat vertoning van een afbeelding die schadelijk is voor personen jonger dan 16 jaar wordt gestraft. In films en televisieprogramma’s kunnen ook beelden van een seksuele gedraging voorkomen. Het artikel zegt niet wat de normen zijn om een afbeelding van een seksuele gedraging als schadelijk voor personen jonger dan 16 jaar te beoordelen. Wel zegt artikel 240b, waar Nicam overigens niet naar verwijst, dat op het voorgaande artikel volgt, dat “degene die een afbeelding – of een gegevensdrager, bevattende een afbeelding – van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken, verspreidt, aanbiedt, openlijk tentoonstelt, vervaardigt, invoert, doorvoert, uitvoert, verwerft, in bezit heeft of zich door middel van een geautomatiseerd werk of met gebruikmaking van een communicatiedienst de toegang daartoe verschaft”(Wetboek van Strafrecht: Geldend van 01-03-2017 t/m 31-08-2017”, 2018) wordt gestraft.
Het tonen van een seksuele gedraging van een minderjarige is strafbaar, maar wat de normen zijn om een afbeelding van een seksuele gedraging als schadelijk voor personen jonger dan 16 jaar te zien, is uit deze twee artikelen niet duidelijk. De wetgeving waarnaar Nicam verwijst, geeft als het om de geschiktheid van beelden met seksuele gedragingen in films en televisieprogramma’s voor jeugdigen gaat, geen duidelijkheid over de normen. Nicam geeft alleen aan dat de beoordeling van de geschiktheid van beelden voor jeugdigen op onder meer de classificatie “Seks” gebeurt via een door “een groep gerenommeerde wetenschappers op het gebied van kind en media” ontwikkelde vragenlijst (“Classificeren”, 2018). Voor de classificatie hierop hanteert de Kijkwijzer een ruime interpretatie voor het begrip seks (“Classificaties uitgelegd”, 2018), waar het kan gaan om “handelingen als strelen, kussen, en geslachtsgemeenschap, maar ook om afbeeldingen van schaars of uitdagend geklede personages, en om gesprekken over seks”. De normen die gehanteerd worden om deze beeldingen en gesprekken als schadelijk voor jeugdigen te beoordelen, worden uit de Kijkwijzer niet duidelijk, maar er wordt wel verwezen naar een beperkt aantal studies over het mogelijk schadelijk effect van het zien van “beelden van seks en ander intiem gedrag” op het gedrag van kinderen en jeugdigen (Wartella et al., 2000; Cantor, Mares & Hyde, 2003; Nikken, 2009, zoals vermeld in “Classificatie uitgelegd”, 2018).
1.1 Morele denkpatronen over beelden van “Seks”
Zoals in Nederland Nicam voor de Kijkwijzer zorgt, bestaan er ook in andere landen organisaties die audiovisuele media beoordelen op geschiktheid voor verschillende leeftijdsgroepen. Wat opvallend is, is dat de beoordelingen van de “kijkwijzers” van verschillende landen op “Seks” voor bijvoorbeeld dezelfde films uiteen kunnen lopen. De Amerikaanse “kijkwijzer” van de MPAA classificeert bijvoorbeeld de film “The Blue Lagoon” uit 1980 met Restricted (onder 17 jaar, alleen onder begeleiding van een volwassene) vanwege het onder meer voorkomen van seks (zie commentaar in Ferguson, M., 2005, p. 207), terwijl bij de Nederlandse Kijkwijzer het waarschuwingssymbool “Seks” niet voorkomt en de film geschikt wordt gevonden vanaf 6 jaar (“Kijkwijzer classificatie: The Blue Lagoon”, 2018). Wat bij de Nederlandse Kijkwijzer onder seks verstaan wordt bij het classificeren van films en televisieprogramma’s is, zoals eerder vermeld, breed. Bij het genoemde voorbeeld is het aannemelijk dat de Nederlandse en Amerikaanse beoordelaars dezelfde beelden zien. Ondanks de wetenschappers en wetenschappelijke studies waar Nicam naar verwijst, lopen de beoordelingen tussen organisaties uiteen.
Het is mogelijk dat verschillende manieren van denken – denkpatronen – over het door Nicam breed gehanteerd begrip seks invloed heeft op hoe over seks gedacht wordt en dat dat meeweegt bij de beoordeling. De Kijkwijzer geeft aan dat “ouders zelf verantwoordelijk” zijn “voor wat hun kinderen mogen zien” (“Kijkwijzer”, 2018). Deze uitspraak kan er op wijzen dat Nicam rekening houdt met dat de morele denkpatronen die zij volgen anders kunnen zijn dan die van de ouders. Deze uitspraak kan ook van toepassing zijn voor docenten, omdat in het onderwijs ook gebruik wordt gemaakt van audiovisuele media. Vanwege deze uitspraak kan de volgende vraag worden gesteld: Als de Kijkwijzer voor een film of televisieprogramma geen waarschuwing geeft over “Seks”, en op dat gebied geschikt en niet schadelijk acht voor jeugdigen, kunnen ouders en docenten er dan vanuit gaan dat beelden van seks die erin voorkomen binnen hun ethische normen passen? Om deze vraag te beantwoorden, is nagegaan of verschillende morele denkpatronen over het door Nicam breed gehanteerde begrip seks tot andere ethische oordelen over de geschiktheid en schadelijkheid zou kunnen leiden. Als dat zo is dan kan een film of televisieprogramma waarvoor de Kijkwijzer geen waarschuwing geeft voor “Seks” toch beelden van seks bevatten die niet bij de ethische normen van ouders of docenten passen.
Om dit na te gaan, is gebruik gemaakt van het boek “Morele denkpatronen. Wetten – waarheid – waardigheid. Geschiedenis en methoden van de moraaltheologie” (Wulf, C. M., 2013). Het boek gaat specifiek over morele denkpatronen. Vanuit de morele aannames van personen en concepten die daar in staan, kunnen de morele denkpatronen worden beredeneerd hoe deze personen en concepten zouden aankijken tegen seks en beelden van seks. Om die morele denkpatronen te beredeneren, begin ik bij elke persoon of concept eerst bij de algemene morele aannames om deze vervolgens in het bijzondere van seks en beelden van seks te beredeneren. Hoe verschillende denkpatronen tegen beelden van seks in films en televisieprogramma’s zou aankijken, wordt vervolgens op het eerder genoemde voorbeeld van de film “The Blue Lagoon” toegepast.
2. Ethiek van Augustinus
Augustinus is een voor het christendom belangrijke kerkvader uit de 4e eeuw. De ethiek van Augustinus heeft vier kenmerken (Wulf, C. M., 2013, pp. 96-99). Door zijn eigen levenservaringen, waar hij zich liet verleiden door onder meer ijdelheid en seksuele dwaling, ontstond er bij hem een “rigorisme”(pp.96-97) op alle verleidingen in de wereld die “de mens van God weghoudt”. De ethiek van Augustinus kenmerkt zich door zijn levenservaringen door een vorm van “dualisme”(p. 98), waardoor hij een negatief beeld heeft van het menselijk lichaam. Hierdoor kijkt hij negatief naar seksualiteit en vrouwen, die hij als verleidingen ziet, en is geslachtsgemeenschap voor hem niet meer dan middel voor de voortplanting. Ondanks dit “rigorisme” en negatief beeld kijkt hij naar de menselijke natuur vanuit een “optimisme”(p. 97), omdat hij een positief beeld heeft over de relatie tussen God en de mens. Als de mens een relatie heeft met God, dan is hij ontvankelijk voor de genade die God hem schenkt en misbruikt hij zijn vrije wil niet. Tot slot wordt zijn ethiek bepaald door een “intellectualisme”(p. 99). Een leer moet niet alleen laten zien dat zij niet tegen de menselijke rede is, maar juist meer dan dat.
2.1 Hoe Augustinus tegen seks aan zou kijken
In zijn ethiek heeft hij een negatief beeld over zowel seksualiteit als lichaam. Omdat hij geslachtsgemeenschap louter ziet als voor de voortplanting en hij een negatief beeld heeft van het menselijk lichaam zou hij lichamelijk contact, zoals strelen en kussen, zien als iets dat beperkt moet blijven. Datzelfde geldt mogelijk voor het contact met vrouwen, omdat hij die als verleiding ziet. Augustinus zou vanuit zijn ethiek negatief staan tegenover lichamelijke gevoelens die ontstaan bij de verschillende vormen van seks als strelen, kussen, geslachtsgemeenschap of schaars geklede mensen, omdat die vanuit zijn intellectualisme als tegen de rede ziet en daarmee als verleiding die je van God weghoudt.
2.2 Hoe Augustinus tegen beelden van seks aan zou kijken
Worden deze morele denkpatronen toegepast op films en televisieprogramma’s dan zou hij op de volgende manier tegen beelden van seks aankijken. Hij zou negatief aankijken tegen beelden die geslachtsgemeenschap suggereren, omdat hij dat alleen ziet als voor de voortplanting. Als er personen te zien zijn die geslachtsgemeenschap lijken te hebben of die elkaar strelen of kussen dan zou hij dat als schadelijk voor de mens zien, omdat de gevoelens die daarbij loskomen tegen de rede zijn. Het lichamelijk contact dat plaatsvindt, zou hij vanuit zijn negatief beeld van het menselijk lichaam ongepast vinden. Als in een film of televisieprogramma een schaars geklede man of vrouw te zien is, dan zou hij dat als verleiding zien. Alle deze beelden van seks zou hij als schadelijk zien, omdat het verleidingen zijn die de mens van God weghoudt.
3. Ethiek van Thomas van Aquino
Thomas van Aquino is een theoloog uit de middeleeuwen. Een aspect van zijn ethiek is zijn geloof dat de schepping goed is (Wulf, C. M., 2013, pp. 114-115). Het zijn van de schepping en het goede ziet hij als aan elkaar gelijk, omdat het door God is geschapen. De mens kan volgens Thomas van Aquino door waarneming en ervaring weten wat voor de schepping moreel goed is. Omdat de schepping goed is, bestaat het kwaad volgens hem door een gebrek aan wil.
Vanuit de optiek die hij heeft dat de Openbaring van het geloof een ontmoeting met God is, is zijn ethiek “een ethiek in relatie”(p. 115). Bij die relatie staat de liefde die God aan de mens geeft en de mens beantwoordt centraal. De mens beantwoordt door de liefde tot God hoger te stellen dan de waarde die hij aan aardse zaken hecht (p. 116).
Omdat God de mens naar zijn beeld heeft geschapen, heeft hij een positief mensbeeld. De mens kan met zijn wilsvrijheid goed handelen (p. 119). Om het handelen te kunnen richten op het goede is “maximale verantwoordelijkheid” nodig (p. 119). Omdat deze vrijheid vanuit de schepping gericht is op het goede, moeten “passiones” – vreugde, verdriet, hoop, vrees en liefde – volgens hem gericht zijn op wat volgens de rede goed is (pp. 119-120).
Zedelijk handelen is volgens hem gericht op het juiste doel, wanneer het geweten zich houdt aan wat de deugd van de rede onder het goede verstaat volgens de goddelijke wet van de liefde en de Tien Geboden (pp. 120-122). Volgens de rede is “het goede het doel” waar het handelen op gericht moet zijn (p. 122). Dan is sprake van deugdelijk handelen. Dat doel waar het handelen op gericht moet zijn is het bovennatuurlijke. Handelen dat niet gericht is op het goede verdeeld hij in drie verschillende graden van zonden (pp. 123-124). Hoe verder het handelen zich van het goede doel afbrengt, hoe groter de zonde.
Het handelen moet dus gericht zijn op wat volgens de rede deugd is. Daarom kan de ethiek van Thomas van Aquino deugdenethiek worden genoemd (p. 125). Hij onderscheidt daarbij dagelijkse deugden, kardinale deugden en theologale deugden (pp. 127-133). Dagelijkse deugden zijn handelingen zie richten op een goede relatie met anderen. Daarvoor is het volgens hem nodig dat de grondhoudingen worden genomen van grootmoedigheid, zachtmoedigheid, kuisheid en onthouding (p. 129). De kardinale deugden richten zich op het bovennatuurlijke hoogste goed. De menselijke rede moet in ideale zin een afspiegeling zijn van de goddelijke, zodat deugdelijk handelen daarvan uitgaat (pp. 129-130). Theologale deugden zijn de deugden geloof, hoop en liefde die hun oorsprong en doel vinden bij God (pp. 131-132).
3.1 Hoe Thomas van Aquino tegen seks aan zou kijken
Bij Thomas van Aquino draait het om het goede van de schepping, de relatie met God en anderen, de deugd van de rede en het zedelijk handelen. Vanuit deze aannames zou hij als volgt tegen seks aankijken.
Omdat de schepping goed is en de mens geschapen is naar het beeld van God heeft hij een positief beeld van het menselijk lichaam. Omdat de mens geschapen is om zich te kunnen voortplanten, zou hij geslachtsgemeenschap als goed zien, als deze ook voortplanting tot doel heeft. Door zijn positief beeld zou hij ook andere vormen van lichamelijk contact, zoals strelen en kussen als goed kunnen zien. Voor alle vormen van contact die onder seks verstaan kan worden, zou Thomas van Aquino echter wel rekening houden met het doel waarin dat plaatsvindt. De lichamelijke contacten zou hij alleen als goed zien als deze gericht is op de liefdevolle relatie met God of anderen.
Seks dat gericht is op een liefdevolle relatie met God of anderen zou volgens hem moeten worden geleid door de deugd van de rede. Door te denken vanuit de goddelijke wet zou hij dan vormen van seks die tegen de geboden ingaan afwijzen. Hier gaat het om seks die plaatsvindt bij overspel en waar er sprake is van een “verlangen naar de vrouw van uw naaste (p. 121). Hieruit zou kunnen worden afgeleid dat seks alleen kan plaatsvinden binnen het huwelijk. Bovendien zou hij seks afwijzen die ingaat tegen zijn deugdenethiek. Seks gericht op een goede relatie met anderen zou hij als goed kunnen zien, als deze rekening houdt met grootmoedigheid, zachtmoedigheid, kuisheid en onthouding. Dat zou kunnen betekenen dat hij lichamelijk contact, zoals geslachtsgemeenschap, strelen en kussen als moreel zou zien als deze beperkt blijven tot wat nodig is om te zorgen voor een goede relatie met een andere persoon.
Als het om lichamelijke gevoelens gaat, dan zou hij daar op twee manieren tegenaan kijken. Handelen dat zich richt vanuit het verlangen om een ander te verleiden zou hij als onzedelijk zien. Deze seksuele gevoelens van verlangen gaan tegen de goddelijke wet. Handelen dat zich richt op liefdevolle gevoelens in een relatie met een andere persoon zou hij als goed zien, zolang die de liefdevolle gevoelens voor een andere persoon het centraal stellen van de liefde voor God niet overstijgt. Net zoals lichamelijk contact, zou gevoel dan beperkt blijven tot wat nodig is om voor een goede relatie met een andere persoon te zorgen.
3.2. Hoe Thomas van Aquino tegen beelden van seks zou aankijken
Thomas van Aquino zou op de volgende manier tegen beelden van seks aankijken. Hij zou beelden van seks geen probleem vinden als deze een juist beeld geven van het doel van de schepping, relaties en deugden. Dit betekent dat beelden van elke vorm van seks in films en televisieprogramma’s die niet gericht zijn op een huwelijkse relatie door Thomas van Aquino zouden worden gezien als onzedelijk en ondeugdelijk. Beelden van elke vorm van seks waar geen rekening is gehouden met kuisheid zou hij zien als tegen zijn dagelijkse deugden. Beelden waarin bloot voorkomt, zouden een onjuist beeld weer van schepping, relaties en deugden geven. Tegen beelden van kuis geklede personen binnen een huwelijkse relatie of personen die een huwelijkse relatie willen aangaan, die elkaar een liefdevolle kus of aai geven, zou hij niet immoreel zien als dat beperkt blijft, zodat duidelijk is dat het de liefde voor God niet overstijgt.
4. Ethiek van het legalisme van de biechtpraktijk
Een kenmerkend verschil tussen de vroege christelijke traditie van de Katholieke Kerk en veel andere godsdiensten is dat mensen, vanwege de verlossing van Jezus Christus, zonden kan vergeven zonder offers (Wulf, C. M., 2013, p. 140). In de vroege christelijk traditie gebeurde dat via de openbare boetedoening. In de loop der tijd ontwikkelde zich echter een privé-boetedoening die ook in de hedendaagse Katholieke Kerk plaatsvindt. Door de ontwikkeling van de privé-boetedoening in de biechtpraktijk, ontstonden vastgelegde objectieve “legalistische” normen over op welke zonde welke boetedoening past, wat normgericht ethisch gedrag tot gevolg had (pp. 144-145). Gelovigen konden door dit legalisme beter weten wat verschillende gradaties van zonden waren en welke straf erbij hoorden. Mensen lieten hun gedrag daardoor niet leiden vanuit een intern moreel besef, maar door vastgelegde normen, wetten en straffen (p. 145). Waar boetedoening eigenlijk moet worden gezien als middel voor mensen om zonden te vergeven, werd boetedoening door het kader van normen, wetten en straffen gezien als veroordeling door God als rechter via zijn ambtsdragers.
4.1 Hoe legalisme van de biechtpraktijk tegen seks aan zou kijken
Binnen de hedendaagse biechtpraktijk van de katholieke kerk wordt ook wel gebruik gemaakt van gewetensonderzoek (zie bijvoorbeeld in Mee, J. E. M. Van der & Núñez, J. A. Red., 1998, pp. 77-78). De basis van wat moreel handelen is volgens dat gewetensonderzoek naar de Goddelijke wet van de Tien Geboden. Als dit de basis is van “legalistische” normen over seks dan zou het legalisme van de biechtpraktijk een overtreding van de Tien Geboden zien als zonde waar voor vergeving boetedoening nodig is.
Te veel seks zou het legalisme van de biechtpraktijk dan zien als afgoderij die ingaat tegen het eerste gebod “Ik ben de Heer uw God. Gij zult geen afgoden vereren, maar Mij alleen aanbidden en boven alles beminnen”(p. 77). Je eigen mening over seks volgen zou gezien worden als overtreding van het tweede gebod “Gij zult de naam van de Heer, uw God, niet zonder eerbied gebruiken” (p. 77). Door seks of het daar aan denken op zondag niet naar de kerk kunnen gaan of in de kerk daardoor afdwalen van de viering, zou gezien worden als overtreding van het derde gebod “Wees gedachtig, dat gij de dag des Heren heiligt” (p. 77). Door je seksueel handelen ingaan tegen de wensen van je ouders of daardoor niet voor je kinderen kunnen zorgen, zou ingaan tegen het vierde gebod “Eer uw vader en uw moeder” (p. 77). Vormen van seks waar in de relatie niet naar de ander wordt geluisterd of neergekeken wordt op de ander zou ingaan tegen het vijfde gebod “Gij zult niet doden (p. 78). Seks waar geen eerbied is voor het lichaam, er sprake is van zelfbevrediging, samenleven buiten het huwelijk, ontrouw zijn binnen het huwelijk, overspel, het huwelijk niet naar “Gods wil” beleven en het niet eerbiedigen “wat de Kerk” over seks zegt, zou ingaan tegen het zesde gebod “Gij zult geen onkuisheid doen” (p. 78). Als iemand heeft gelogen over zijn seksueel handelen of roddelt over het seksueel handelen van een ander dan is dat tegen het achtste gebod “Gij zult tegen uw naaste niet vals getuigen” (p. 78). Als iemand onzuivere gedachten heeft over seks, met een blik van seksuele begeerte naar een ander kijkt, naar onzedelijke afbeeldingen kijkt of naar iemand als seksueel object kijkt, dan zou dat gezien worden als tegen het negende gebod “Gij zult geen onkuisheid begeren” (p. 78). Als iemand niet tevreden is met de seks die hij heeft, jaloers is op de man of vrouw van een ander of bij seks alleen aan zichzelf denkt en niet aan de partner, dan zou dat gezien worden als overtreding van het tiende gebod “Gij zult niet onrechtvaardig begeren, wat uw naaste toebehoort” (p. 78).
4.2 Hoe het legalisme van biechtpraktijk tegen beelden van seks aan zou kijken
Het meest duidelijk is de gedachtegang van het legalisme van de biechtpraktijk hoe deze tegen beelden van seks zou aankijken in het negende gebod. Het kijken naar onzedelijke afbeeldingen is een overtreding van het negende gebod en zou het zien als zonde. Wat onzedelijke afbeeldingen zijn, zijn beelden van seks die ingaan tegen de Tien Geboden en op “wat de Kerk” over seks zegt. Tegen films en televisieprogramma’s waar de verschillende vormen van seks in brede zin centraal staan, zou het aankijken als overtreding van het eerste gebod. Als seks daarin plaatsvindt binnen een relatie die ouders niet goedkeuren, maar in het verhaal die relatie toch positief wordt gebracht, zou het dat zien als overtreding van het vierde gebod. Op dezelfde manier zou het ook beelden die ingaan tegen de andere genoemde vormen van seks, die ingaan tegen de Tien Geboden, als zonden zien.
5. Ethiek van de kennistheorie
De kennistheorie “is de leer hoe kennis tot stand komt” (Wulf, C. M., 2013, p. 204). Dat doet ze door het hoe en waarom uit te leggen van het denken over zaken zoals we die denken. Bijvoorbeeld door te kijken welke aannames aan morele denkpatronen ten grondslag liggen (p. 204). Zo kan morele kennis tot stand komen vanuit het transcendentale idealisme en de theologische kennistheorie.
Het transcendentaal idealisme van Immanuel Kant maakt onderscheid tussen het bewustzijn en de concrete dingen in de wereld. Hij wijst de metafysische vraag of buiten de concrete wereld iets hogers bestaat – God – af (p. 208). Hij stelt het bewustzijn centraal en hij erkent het bestaan van de dingen in de concrete wereld, maar stelt dat over de concrete dingen, “Erscheinung”, zelf niks gezegd kan worden (p. 208). Het zijn structuren die zijn aangelegd in onze geest, en wat we over dingen, “Ding an sich”, denken zit dus in ons bewustzijn (p. 208). In het morele denken van Kant herkent hij dus geen God waar de mens voor zijn moreel handelen verantwoording aflegt en geen object om ontologisch over het doel ervan te denken en vanuit dat doel moreel te handelen. Hij stelt dat de innerlijke drijfveer voor de mens om moreel te willen handelen komt uit het gehoorzamen aan zijn innerlijke wet uit plichtsbesef en niet vanwege beloning of straf (p. 209). Die innerlijke wet is ingeschapen in de mens (p. 209).
De theologische kennistheorie maakt geen onderscheid tussen bewustzijn en wereld (p. 211). Beide maken deel uit van de natuur. Wel wordt onderscheid gemaakt tussen het immanente van de natuur en het transcendente van de bovennatuur (p. 211). Door dat onderscheid was God niet meer in de wereld vanuit de incarnatie van Christus, maar werd de natuur als schepping los gedacht van de bovennatuur van God (pp. 211-212). Dit had voor het moreel denken tot gevolg dat de christelijke waarden in de wereld los van God werd beargumenteerd via de natuurwet (p. 213). Het onderliggende vertrekpunt van de natuurwet ligt bij de schepping en christelijke moraal zou gedacht moeten worden vanuit dat doel.
5.1 Hoe de kennistheorie tegen seks zou aankijken
Hoe het transcendentaal idealisme naar seks zou kijken, zou gezien worden als handelingen die komen uit de innerlijke wet en niet vanwege beloning of straf. De drijfveer voor seks zou dan geestelijk zijn. Een geestelijke drijfveer om een ander te kussen, te strelen, of om geslachtsgemeenschap met een ander te hebben zou dan een gift zijn die je daarmee een ander geeft en niet omdat je daarvoor iets van de ander terug verlangt. Seks waar wel iets tegenover staat, zoals in betaald seks, zou dan als immoreel worden gezien.
De theologische kennistheorie zou naar seks kijken vanuit de natuurwet. Vanuit het vertrekpunt van de schepping heeft God de mens nodig om nieuw mensenleven te scheppen en nieuw mensenleven is alleen mogelijk als bij geslachtsgemeenschap geen voorbehoedsmiddelen worden gebruikt (p. 213). Het zou dan immoreel zijn als bij geslachtsgemeenschap wel voorbehoedsmiddelen worden gebruikt, omdat het scheppen van nieuw mensenleven dan niet mogelijk is. Hoe vanuit de schepping zou worden gedacht over kussen, elkaar strelen of naaktheid lijkt onduidelijk. Als het scheppingsverhaal wordt betrokken zou “het uit schaamte zich bedekken” voor zijn naaktheid waar de mens zijn onschuld verliest moreel zijn. Hoe de theologische kennistheorie los van de katholieke leer over seks zou denken, geeft een abstracte kijk, omdat idealiter de theologische kennistheorie in samenhang met de katholieke leer zou worden gezien en daarbij de goddelijke wet van de geboden.
5.2 Hoe de kennistheorie tegen beelden van seks zou aankijken
Tegen beelden van seks in films en televisieprogramma’s zou het transcendentaal idealisme als volgt aankijken. Is bij de verschillende vormen van seks die te zien zijn in het verhaal sprake dat de personages dat doen, omdat ze daarmee hun eigen lusten willen bevredigen, dan gaat het om beloning en zou dat immoreel zijn. Kust of streelt een personage de ander of kleed die zich “uitdagend” schaars met het doel om geslachtsgemeenschap te krijgen, dan is dat handelen gericht op die beloning en immoreel. Vanuit de kijker gedacht zou het transcendentaal idealisme het bekijken van beelden van seks ook kunnen zien vanuit of het een beloning is of niet. Zou iemand naar een film kijken, omdat hij notie heeft dat daar beelden van seks in voorkomt en om die reden naar de film kijkt, dan doet de kijker dat vanwege dat verlangen en is het immoreel.
Als de theologische kennistheorie vanuit een abstracte kijk naar beelden van seks zou aankijken dan zou het beelden van seks die niet in overeenstemming zijn met de natuurwet als immoreel beschouwen. Als in de verhaallijn met beelden wordt gesuggereerd dat mensen geslachtsgemeenschap hebben en voorbehoedsmiddelen gebruiken dan zou dat een verkeerd beeld geven van hoe dat volgens de natuurwet hoort te zijn. Wordt in de beelden van seks geen rekening gehouden met het bedekken van naaktheid uit schaamte dan zou het dat zien als niet vanuit de schepping gedacht als het scheppingsverhaal erbij wordt betrokken. Naaktheid in beelden zou dan gezien worden vanuit de grenzen van schuld en onschuld. Dus het is mogelijk dat de theologische kennistheorie beelden van een naakte baby of kind die nog geen notie heeft van schaamte (bijvoorbeeld het Kerstkind) buiten het begrip seks valt en niet als immoreel zou zien.
6. Ethiek van moderne en postmoderne stromingen
De stromingen van de moderne ethiek hebben een verschillende opzet van waaruit ze morele zaken bekijken. De “teleologische ethiek” gaat uit van de ontologische kijk op zaken, dat we gebeurtenissen, dingen en personen met onze zintuigen kunnen waarnemen en dat we bovendien met onze rede beseffen wat iets is en vanuit het doel dat ze hebben beseffen hoe we ethisch daarmee om moeten gaan (Wulf, C. M., 2013, p. 218). De opzet van het utilitarisme gaat bijvoorbeeld uit dat iedereen een ethische beslissing kan nemen vanuit het persoonlijk besef dat materiele dingen het grootst mogelijke nut voor de meeste mensen tot doel hebben. De empirische wetenschappen bepaalt wat ethisch gezien goed is op basis van onderzoek dat zowel beantwoording van de onderzoeksvraag tot doel heeft als het nut ervan voor degene die het onderzoek betaald tot doel heeft (p. 220). De “deontologische ethiek” daarentegen gaat uit van de transcendentaal idealistische kijk dat we dat niet met onze rede kunnen “beseffen” en dat we daarom alleen op basis van dialoog over zaken kunnen beslissen en weten wat juist is (p. 218-219). Op basis van de dialoog waar diverse ethische visies op zaken tevoorschijn komen, wordt dan besloten wat daaruit wel of niet genomen wordt en een ethische visie op zaken geconstrueerd.
Binnen de postmoderne ethiek onderscheidt Wulf (2013, pp. 221-226) onder meer de discoursethiek en de constructivistische ethiek. Taal is het waar het bij de “discoursethiek” om draait, waar ethiek wordt geconstrueerd door een discours tussen personen die vrijwillig daaraan deelnemen, elkaar en wat in het discours wordt ingebracht waarderen, door opleiding in staat zijn het discours te voeren, vanuit de overtuiging dat alleen via discours ethiek kan ontstaan waar anderen mee in kunnen stemmen (pp. 222-223). Het nadeel hiervan kan echter zijn dat wat wordt ingebracht afhankelijk kan zijn van de achtergrond (opleiding) van degenen die eraan deelnemen. Bij de “constructivistische ethiek” is het uitgangspunt dat elke persoon zijn eigen realiteit – zijn eigen waarheid – van de wereld construeert, dat ook toelaat aan anderen en zo tot steeds meer persoonlijke constructies voor de eigen realiteit komt (p. 224). Nadeel hiervan is dat elke persoon zijn eigen ethiek construeert, waarbij de vraag kan worden gesteld of die persoonlijke ethiek maatschappelijk gewenst is. Het pleidooi van Hejl (zoals vermeld in Wulf, C. M,, 2013, pp. 224-225) om op een manier te handelen “dat je de verantwoordelijkheid voor de gevolgen kunt overnemen”, geeft een grens aan waarbinnen die persoonlijke constructies zouden kunnen plaatsvinden.
6.1 Hoe moderne en postmoderne stromingen tegen seks zou aankijken
Als binnen de moderne stroming van de ethiek de “teleologische ethiek” van het utilitarisme wordt genomen, zou volgens de genoemde aannames de ingenomen standpunten over seks afhankelijk zijn van het grootste nut voor de meeste mensen. Tegen seks zou materialistisch kunnen worden aangekeken als iets waar zo veel mogelijk mensen gebruik van kunnen maken (bijvoorbeeld voor ontspanning). Geslachtsgemeenschap zou dan niet alleen voor de voortplanting of om een relatie te bevestigen kunnen worden gezien, maar ook gezien kunnen worden als consumptiegoed die voor gebruik en ontspanning toegankelijk zou moeten zijn. Vanuit die visie zouden utilitaristen niet bezwaarlijk hoeven aankijken tegen geslachtsgemeenschap in veel wisselende relaties, in een “one-night stand” of in de vorm van betaald geslachtsgemeenschap. Ook zou het volgens deze visie niet bezwaarlijk hoeven zijn als seks in de vorm van kussen, strelen, schaars kleden of zelfs geslachtsgemeenschap niet alleen in privésfeer, maar ook openbaar kan plaatsvinden als het dan voor de meeste mensen toegankelijk wordt.
Wordt binnen de postmoderne stroming de “discoursethiek” genomen, dan zou hoe tegen seks wordt aangekeken het resultaat kunnen zijn van een discours tussen bijvoorbeeld deskundigen op het gebied van “kind en jeugd”. Binnen het discours zouden onderzoeksresultaten kunnen worden ingebracht over de effecten van diverse vormen van seks waar kinderen of jeugdigen mee geconfronteerd worden op hun gedrag. Binnen dat discours zou dan ethiek kunnen ontstaan welke vormen van seks waar kinderen of jeugdigen mee geconfronteerd worden schadelijk zijn of niet. Uit dat discours zou ethiek kunnen ontstaan dat confrontatie met bepaalde vormen van schaarse kleding, naaktheid, kussen, strelen of geslachtsgemeenschap niet schadelijk zou zijn voor kinderen of jeugdigen. Vanwege de deskundigheid van het discours is deze ethiek dan zo overtuigend dat veel mensen met deze discoursethiek meegaan. In dit geval zou de discoursethiek tegen deze vormen van seks aankijken als niet schadelijk voor kinderen of jeugdigen, omdat het discours van deskundigen dat heeft bepaald.
6.2 Hoe moderne en postmoderne stromingen tegen beelden van seks zouden aankijken
De teleologische ethiek van het utilitarisme zou op de volgende manier tegen beelden van seks kunnen aankijken. Als tegen seks zou worden aangekeken als middel waar zo veel mogelijk mensen gebruik van kunnen maken, dan zou tegen beelden van seks kunnen worden aangekeken als consumptiegoed dat toegankelijk hoort te zijn voor zoveel mogelijk mensen. Vanuit dit standpunt zou het utilitarisme het niet ethisch bezwaarlijk vinden dat media die beelden bevatten van diverse vormen van seks makkelijk te zien zijn. Films en televisieprogramma’s met beelden van bijvoorbeeld schaars geklede of naakte mensen, mensen die een one-night stand hebben, die overspel plegen, zou dan passen bij hoe het utilitarisme tegen seks aan zou kijken. Als beelden van seks voor zo veel mogelijk mensen toegankelijk zou horen te zijn, dan zou een hoge leeftijdsgrens of een leeftijdsgrens in het algemeen om bepaalde vormen van seks te mogen zien, het doel van deze media om zo veel mogelijk mensen van nut te zijn inperken.
Zou de discoursethiek tegen seks aankijken, zoals in de eerder genoemde redenering, dan zouden beelden waar jeugdigen geconfronteerd worden met de genoemde vormen van seks niet schadelijk zijn. Tegen films en televisieprogramma’s waarin volgens die ethische normen beelden van volwassenen of kinderen voorkomen die schaars gekleed of naakt zijn, of van mensen die elkaar kussen of die geslachtsgemeenschap lijken te hebben, zou dan niet bezwaarlijk worden aangekeken. Mensen die meegaan met de deskundigheid van een bepaalde discoursethiek zouden dan meegaan met het oordeel dat deze beelden in films of televisieprogramma’s niet schadelijk zijn voor “hun” jeugdigen.
7. Verschillende morele oordelen over beelden van seks
Uit het voorafgaande blijkt dan vanuit de onderliggende aannamen van personen en concepten verschillend zou kunnen worden aangekeken tegen beelden van seks in films en televisieprogramma’s. Kunnen ouders en docenten er dan wel of niet vanuit gaan dat beelden van seks die erin kunnen voorkomen binnen hun ethische normen passen als de Kijkwijzer voor een film of televisieprogramma geen waarschuwing geeft over “Seks”, en dus geschikt en niet schadelijk acht voor kinderen of jeugdigen? Aan de hand van het voorbeeld “The Blue Lagoon” lopen we dat na.
Augustinus. In de film komen beelden voor van twee jongeren die hij als verleidelijk schaars gekleed zou zien. Een van beide jongeren is bovendien een vrouw die hij als verleiding voor de man zou zien. Ze hebben bovendien meermalen lichamelijk seksueel contact, en blijkbaar ook geslachtsgemeenschap (want er wordt een kind geboren) dan wat hij als nodig zou zien voor de voortplanting. De beelden zouden door hem als schadelijk kunnen worden gezien voor jeugdigen, omdat ze het slechte voorbeeld geven die de mens van God weghoudt. De film zou Augustinus daarom als ongeschikt zien voor jeugdigen. Dat de Kijkwijzer van de film “The Blue Lagoon” geen waarschuwingssymbool voor “Seks” heeft en geschikt wordt gevonden vanaf 6 jaar, past niet bij de ethische normen die Augustinus heeft.
Thomas van Aquino. Als volgens zijn denkpatroon naar deze film wordt gekeken dan zou hij tegen de beelden, van de beide schaarse geklede jongeren, de seksuele handelingen die ze met elkaar hebben en de relatie die ze met elkaar hebben, die daarin te zien zijn aankijken als beelden die een onjuist beeld geven over deugden, relaties en het doel van de schepping. De twee jongeren zouden voor hem niet kuis gekleed zijn, ze hebben meer lichamelijk contact dan hij als nodig zou zien voor hun relatie en ze ebben niet de op de huwelijk gerichte relatie die Thomas van Aquino als geschikt zou zien. Ook Thomas van Aquino zou de beelden van seks die in de film voorkomen als schadelijk zien voor jeugdigen, omdat ze een verkeerd voorbeeld zijn van deugden, relaties en het doel van de schepping. Dat de Kijkwijzer voor de film “The Blue Lagoon” geen waarschuwingssymbool heeft voor “Seks” en geschikt is vanaf 6 jaar komt dan niet overeen met de ethische normen die Thomas van Aquino daarover heeft.
Ethiek van het legalisme van de biechtpraktijk. Het zou het kijken naar de film zien als overtreding van het negende gebod, omdat de film beelden van onzedelijk handelen van twee jongeren laat zien. Omdat de film de ontluikende seksualiteit tussen twee jongeren centraal lijkt te stellen, zou het seks in de film zien als overtreding van het eerste gebod. Dat de jongeren niet alleen seks met elkaar hebben in de vorm van kussen en strelen, maar blijkbaar ook geslachtsgemeenschap met elkaar lijken te hebben buiten een huwelijkse relatie, zou het zien als seks dat tegen het zesde gebod ingaat. De beelden van seks in “The Blue Lagoon” zou het legalisme van de biechtpraktijk zien als schadelijk voor jeugdigen, omdat ze ingaan tegen de Tien Geboden. Dat de Kijkwijzer geen waarschuwingssymbool heeft voor “Seks” en de film niet als schadelijk ziet voor kinderen vanaf 6 jaar, komt niet overeen met de ethische normen van de ethiek van het legalisme van de biechtpraktijk.
Het Transcendentaal idealisme. In de film komen twee jongeren voor die niet alleen met elkaar seks lijken te hebben, omdat ze het de ander “geven” zonder er wat voor terug verlangen. Uit de beelden zou kunnen worden geïnterpreteerd dat ze met elkaar seks hebben vanwege de seks en niet vanwege de ander. Deze beelden van seks zou het dan als immoreel zien. De Kijkwijzer lijkt vanwege het ontbreken van het “Seks” symbool niet de intentie te hebben om tegen mensen die films zoeken “omwille van beelden van seks” met het “Seks” symbool te attenderen. De Kijkwijzer zou dus geen immoreel handelen bij de kijker uitlokken, maar omdat de film immorele beelden zou bevatten van seks zou de film vanuit het transcendentaal idealisme bekeken toch een waarschuwingssymbool voor “Seks” moeten hebben en ongeschikt zijn voor jeugdigen. De beoordeling van de Kijkwijzer zou dan niet overeenkomen met de ethiek van deze zienswijze.
Theologische kennistheorie. In de film hebben de twee jongeren met elkaar verschillende vormen van seks. Uit de geslachtsgemeenschap die ze met elkaar lijken te hebben wordt een kind geboren. Afgezien van dat volgens de Katholieke leer ze buiten het huwelijk geslachtsgemeenschap hebben, lijken de personages een duurzame relatie te hebben waar ze open staan voor het kind. In de film zijn de jongeren schaars gekleed, maar bedekken ze daarmee wel hun naaktheid. Er zijn echter ook beelden van seks in de film waar ze hun naaktheid en schaamte niet bedekken. Deze beelden zouden als immoreel gezien kunnen worden. De film geeft daardoor jeugdigen een verkeerd beeld van moreel gedrag. Het ontbreken van het waarschuwingssymbool “Seks” en de geschiktheid vanaf zes jaar komt dan niet overeen met de ethiek van deze zienswijze.
De teleologische ethiek van het utilitarisme. De film maakt beelden van seks voor de kijker toegankelijk. Bovendien laat het met de beelden van seks tussen jongeren zien dat seks ook voor minderjarigen toegankelijk zou zijn. De film zou volgens dit utilitaristisch denkpatroon geen schadelijke beelden van seks bevatten en geschikt zijn voor iedereen. Als weer naar de Kijkwijzer van “The Blue Lagoon” wordt gekeken dan zou het ontbreken van een waarschuwingssymbool voor “Seks” en een geschiktheid vanaf 6 jaar passen binnen de ethische normen van het utilitarisme.
De discoursethiek. De film bevat beelden van seks. De “deskundigheid” die achter de Kijkwijzer zit, heeft bepaald dat de beelden van seks die in de film voorkomen niet schadelijk zijn voor kinderen vanaf 6 jaar. De discoursethiek gaat uit van algemene aanvaarding van de ethische normen die achter de Kijkwijzer zit en zou tegen de beelden van seks die in de film voorkomen aankijken, vanuit de ethische normen achter de Kijkwijzer. Dat de film geen waarschuwingssymbool heeft voor “Seks” en geschikt is vanaf 6 jaar is de ethische norm die de discoursethiek algemeen aanvaardt.
7.1 De ethische normen van Kijkwijzer zijn niet normerend
Gebleken is dat de onderliggende aannames van personen en concepten tot een verschillende morele kijk op beelden van seks in films en televisieprogramma’s zou kunnen leiden. Het is inderdaad mogelijk dat ouders en docenten er vanuit kunnen gaan dat beelden van seks die erin voorkomen binnen hun eigen ethische normen passen als de Kijkwijzer voor een film of televisieprogramma geen waarschuwing geeft over “Seks” en niet schadelijk acht voor kinderen of jeugdigen, als deze ouders en docenten vanuit bijvoorbeeld het utilitarisme of discoursethiek naar de film zou kijken. Er is echter ook gebleken dat als gedacht wordt vanuit onder meer het concept van de ethiek van het legalisme van de biechtpraktijk en door een persoon als Thomas van Aquino het ook mogelijk is dat de ethische normen niet overeen hoeven te komen met die van De Kijkwijzer. Als de Kijkwijzer voor een film of televisieprogramma geen waarschuwing geeft over “Seks”, en dus geschikt en niet schadelijk acht voor kinderen of jeugdigen, kunnen ouders en docenten er daarom niet vanuit gaan dat beelden van seks die erin voorkomen ook binnen hun ethische normen passen. Ouders zijn dan inderdaad, zoals Nicam het stelt, uiteindelijk “zelf verantwoordelijk voor wat hun kinderen mogen zien”.
Bibliografie
Classificeren. (2018). Geraadpleegd op 22 januari 2018, op http://www.kijkwijzer.nl/classificeren/page92.html
Classificaties uitgelegd. (2018). Geraadpleegd op 22 januari 2018, op http://www.kijkwijzer.nl/Classificaties%20uitgelegd/page207.html
Ferguson, M. (2005). Idol Worship: A Shameless Celebration of Male Beauty in the Movies. [Google Books versie]. Geraadpleegd op 22 januari 2018, op https://books.google.nl/books?id=R4f–vTO9LIC&printsec=frontcover&dq=Idol+Worship:+A+Shameless+Celebration+of+Male+Beauty+in+the+Movies&hl=en&sa=X&ved=0ahUKEwj7h4m_kuzYAhUPKFAKHSJHA3kQ6AEIKTAA#v=onepage&q=Idol%20Worship%3A%20A%20Shameless%20Celebration%20of%20Male%20Beauty%20in%20the%20Movies&f=false
Kijkwijzer. (2018). Geraadpleegd op 22 januari 2018, op http://www.kijkwijzer.nl/kijkwijzer
Kijkwijzer classificatie: The Blue Lagoon. (2018). Geraadpleegd op 22 januari 2018, op http://www.kijkwijzer.nl/blue-lagoon-the/page26-0-38025.html
Mee, J. E. M. Van der & Núñez, J. A. (Red.). (1998). Gebeden: Dagelijkse gebeden, devoties en sacramenten.Amsterdam: De Boog.
Organisatie. (2018). Geraadpleegd op 22 januari 2018, op http://www.kijkwijzer.nl/organisatie
Wetboek van Strafrecht: Geldend van 01-03-2017 t/m 31-08-2017. (2018). Geraadpleegd op 22 januari 2018, op http://wetten.overheid.nl/BWBR0001854/2017-03-01#BoekTweede_TiteldeelXIV_Artikel240a
Wetgeving. (2018). Geraadpleegd op 22 januari 2018, op http://www.kijkwijzer.nl/wetgeving/page11.html
Wulf, C. M. (2013). Morele denkpatronen. Wetten – waarheid – waardigheid. Geschiedenis en methoden van de moraaltheologie. Almere: Parthenon.